zondag 29 juni 2008

Air miles

Bij Albert Heijn kocht ik voor Sherly een DVD'tje van Sesamstraat. Hoera Vakantie, luidde de vrolijke titel. Misschien een leuke manier om haar kennis te laten maken met dit voor haar volkomen nieuwe en vreemde land. En waar gaat het in de meeste items over? Juist. Uit logeren gaan en - oef - heimwee.

Wat je met airmiles allemaal al niet kan overkomen.
Posted by Picasa

vrijdag 27 juni 2008

Humor

Sherly is dol op welles-nietes spelletjes, vooral als het gaat om onze talen. Wat is nu het juiste woord voor - bijvoorbeeld - een banaan? "Fig!" (spreek uit: Fiek). "Banaan!" roep ik dan. En zij, met meer nadruk: "Fig!!"
- Banaan!
- Fig!
- Banaan!!
- (lachend) FIG!!!

En dan roep ik: "Fig"!!!
En zij, vol overtuiging: "Banaan!!"

We zijn het er wel over eens dat ze lekker zijn, die dingen.

donderdag 26 juni 2008

14 juni 2008

Sherly kijkt de kat uit de boom. Vaak als we ergens voor het eerst zijn, neemt ze uitgebreid de tijd om alles in zich op te nemen. Ze wil dan even geen contact met ons, en weert ons bijna nors af, maar blijft wel bij ons in de buurt. Ze staat stil en kijkt om zich heen, heel aandachtig. Niets lijkt haar te ontgaan. Na een minuut of 5 gaat ze dan weer spelen, vol overgave!
Posted by Picasa

De eerste dagen


Het is allemaal érg feestelijk, maar ook een beetje wennen ...
Posted by Picasa

woensdag 25 juni 2008

Verslag van onze reis naar Haiti

Vrijdag 30 mei 2008
Mijn verjaardag, maar dat was eigenlijk volkomen irrelevant, want het was de eerste dag van de Grote Reis. Ik stond die ochtend om 6 uur op, Barbara om een uur of 7. We dronken koffie en wachtten op de taxi die ons naar Schiphol zou brengen. Die kwam om 10 voor 8. De chauffeur was een echte Hagenees, met droge humor. Hij ging ervan uit dat wij voor vakantie naar Haiti gingen – dat hebben we maar zo gelaten. Om een uur of 9 waren we op Schiphol. In de rij voor de controle van handbagage spraken we even met een wat ouder echtpaar dat op vakantie ging naar Indonesië. Wij vertelden hen het doel van onze reis en zoals vele anderen reageerden ook zij met een gefascineerde, meelevende vreugde. En het maakte ons er weer van bewust dat we niet zomaar een reisje gingen maken.

Het vliegtuig vertrok om 10 voor 11 en een dik uur later waren we in Londen. Erica Terpstra zat ook in het vliegtuig naar Londen, trouwens. Het heeft de vlucht niet noemenswaardig vertraagd. Op Heathrow hadden we ruim de tijd voor de overstap. We liepen wat rond in Terminal 5, ik vond het prachtig, Barbara vond het wat kil.

Het vliegtuig naar Miami vertrok om 13:40 plaatselijke tijd. Een vlucht van 9 uur, waarin ik een bundel las met reacties op het boek van Joris Luijendijk, over de maakbaarheid van het nieuws. Bijzonder boeiend. Verhalen van journalisten die op de meest onmogelijke plaatsen hun werk moeten doen. Later, toen we in Haiti waren, moest ik er weer aan denken. De reis was comfortabel. Het vliegtuig had heerlijke stoelen, met oortjes op de leuningen waardoor je een beetje kan slapen. Maar uiteindelijk weet je toch niet meer goed hoe je zitten of hangen moet in je stoel…

Om kwart voor 6 's avonds, lokale tijd, landden we in Miami. Voor ons was het toen bijna middernacht. Mijn verjaardag werd alzo met 6 uur verlengd, maar erg veel lol heb ik daar niet van beleefd. Eerst was er het eindeloze wachten voor de paspoortcontrole, onder het toeziend oog van een begeleider in uniform, met vriendelijke, en ook wat droevige ogen. Ik vroeg mij af hoe die man dat vond, om iedere dag op de luchthaven aan de wachtende reizigers te vragen of zij hun immigratieformuliertjes wel netjes hadden ingevuld.

Toen we de luchthaven uit kwamen, sloeg de vochtige hitte ons tegemoet. De taxi naar ons hotel in North Miami Beach was gelukkig weer airconditioned. Het hotel was redelijk sjiek, op zijn Amerikaans. Protserig ingericht, en toch ook heerlijk informeel en ontspannen. En zo koud geconditioned, dat mijn bril besloeg als ik naar buiten ging. We hadden wat tijd in Miami gepland om van de jetlag te bekomen en te wennen aan het klimaat. Dat bleek een goede keuze!

We richtten ons een beetje in en gingen daarna naar het restaurant, waar we Kees en Lisette ontmoetten. Zij reisden tegelijk met ons naar Haiti, om Claude en Claudel, hun twee geadopteerde zoontjes, op te halen. Het was meteen bijzonder gezellig, alleen moest ik de gezelligheid abrupt afbreken omdat een hoofdpijn die in het vliegtuig al begonnen was, ineens met grote kracht doorzette.

Zaterdag 31 mei 2008


We stonden al vroeg op en na een heerlijk ontbijt lagen we om een uur of 9 al op een paar gehuurde bedjes met parasol te luisteren naar de zee. Alsof we onze vakantie in Fuerteventura voortzetten. Al was het hier wat warmer en vooral vochtiger! Het was een heerlijke dag op het strand. Hoewel er flinke stapelwolken ontstonden, later compleet met ijskap en dreigend donkere basis, bleef het droog. ’s Middags kwamen we ook Kees en Lisette weer tegen. We hebben een tijdje bij elkaar op het strand gezeten en wat gepraat.

We aten samen – wat ook érg gezellig was – en daarna gingen Barbara en ik weer slapen. Wel erg vroeg, maar daar waren we gewoon erg aan toe. We hadden de eerste nacht in het hotel slecht geslapen, omdat de buurman midden in de nacht luidruchtig zat te telefoneren; en aangezien we een kamer met king size bed hadden gevraagd, maar niet hadden gekregen, maar wel de toezegging hadden dat we de volgende dag een kamer mét king size bed konden krijgen, waren we van kamer gewisseld. Dat beviel bijzonder goed!

Zondag 1 juni 2008
We stonden vroeg op en na het ontbijt namen we een taxi naar South Miami Beach – het art deco district. Daar liepen we een stuk langs de Ocean Drive, met al zijn prachtige hotelletjes uit de jaren ’20 in art deco stijl. En met al zijn rijkdom – Ferrari’s, Corvettes.







Tegen het middaguur werd het te warm en namen we een taxi terug naar het hotel, waar we ons weer op het strand installeerden. Opnieuw een heerlijk rustige middag met Kees en Lisette. Later die middag was er enige opwinding toen er grote vissen vlak langs het strand zwommen, met vinnen die boven het water uitstaken. Haaien! Maar nee, het waren tarpons, zei iemand met de kalme toon van de kenner. Toch duurde het even voordat mensen weer het water ingingen.

’s Avonds aten we weer met zijn vieren. Kees en ik sloten de maaltijd af met een heerlijke Irish coffee. De koffie was slap, maar het Irish was zeer nadrukkelijk aanwezig en maakte veel goed!

Maandag 2 juni 2008
De grote dag, waar we beide dagen in Miami veel mee bezig geweest waren. Om half 7 stonden we op, om half 8 vertrokken we per taxi naar het vliegveld, en om een uur of half 11 stegen we op van Miami airport. In een vliegtuig waarin we ons één van de weinige blanken wisten. Dat voelt ineens heel vreemd! Anderhalf uur later vlogen we boven Port au Prince. Een roestig gekleurde stad, van bovenaf gezien, door de vele golfplaten daken. We landden op de enige landings- en startbaan van het vliegveld en taxiden naar het hoofdgebouw. Er werden twee trappen naar het vliegtuig gereden en zo stapten we uit. De hitte kenden we al. We liepen naar het gebouw, waar we werden verwelkomd door een viertal muzikanten – banjo’s en gitaren – die vrolijke muziek maakten. Bij de bagageband was het meteen bijzonder druk door de vele mensen die hulp aanboden voor een paar dollar. Gelukkig kon ik goed met Frans uit de voeten en ik vroeg een man ons te helpen. En lange, tanige man, vriendelijk en kalm. Hij regelde meteen een paar maatjes en nam de leiding op zich. Hij loodsde ons door de douane, waarna we afrekenden. Daarna werden we opgewacht door een man met een papier in zijn hand waarop onze namen stonden. Al gauw zagen we ook Lea en Chris, van GLA. Ze brachten ons naar hun auto’s, die op een omheinde parkeerplaats stonden. Stevige 4 x 4 auto’s, één met een flinke open laadbak. De tocht naar GLA – het laatste stukje van onze tocht naar Sherly – begon.

Het was tijdens deze rit dat ik terugdacht aan dat boek over het maakbare nieuws. Je rijdt ineens in een land dat je helemaal niet kent, alles is nieuw en nét even anders en overweldigend. En in zo’n totaal nieuwe omgeving moet je dan een eigen plek vinden, en dan moet je er ook nog eens overzicht over krijgen.

Het ging dwars door Port au Prince, over een grote weg. Het was ongelofelijk druk: auto’s, sommige gloednieuw maar de meeste al behoorlijk verweerd, stampvolle, kleurig beschilderde taptaps, waar mensen ook nog op de treeplank achterop stonden, enorme, ouderwets ogende vrachtauto’s die brullend optrokken onder een wolk van zwarte rook. Overal op de stoep zaten mensen met koopwaar, wat fruit of groente, wat kleding of huishoudelijke spullen, vaak onder een parasol. Overal liepen, stonden of zaten mensen. Vrouwen liepen met manden met fruit op het hoofd, of balen stof, of een bos takken. Door het open raam van de auto kwam een vochtige geur naar binnen van houtskoolvuurtjes, roet, uitlaatgassen, stof. De huizen leken allemaal nog in aanbouw, muren waren vaak gebouwd van een soort gasbetonblokken, veel huizen waren ook gepleisterd en kleurig geschilderd. Er waren ontelbaar veel kleine winkeltjes, vaak met godsdienstige namen: een lootjesverkoperij met de naam Le Bon Berger (de goede herder), een taptap met de naam L’Ange de Dieu (de Engel van God), een bouwmaterialenzaak L’Éternel (de Eeuwige) … Dan reden we weer langs een betonnen muur waarop reclames geschilderd waren: Coca Cola, Sprite, Heineken.

Ineens waren we er. Voor de poort van GLA. De chauffeur moest een paar keer claxonneren voordat de poort geopend werd, en we reden de binnenplaats op. We stapten uit, liepen het tehuis binnen en stonden meteen oog in oog met Sherly. Die kwam vrolijk op ons af, gaf ons een kusje, pakte enthousiast de cadeautjes aan – vooral het armbandje vond ze érg mooi – en keek toen wat afstandelijk naar ons. Kees en Lisette zaten inmiddels bij Claude en Claudel, die helemaal van slag waren en op de grote bank zaten te staren met grote tranen in de ogen. Kees en Lisette gingen dan ook maar gauw naar hun kamer, en toen Sherly dat zag, begon ze onbedaarlijk te huilen. We zijn ook naar onze kamer gegaan, hoewel Sherly heftig protesteerde. Ze huilde nu duidelijk van kwaadheid en wilde de deur weer uit, maar ik ging op mijn hurken voor de deur zitten en belette haar de kamer uit te gaan. Stampvoetend stond ze tegenover mij te huilen. Ik reageerde nauwelijks, sprak alleen rustig wat en zei dat het ook allemaal moeilijk voor haar was maar dat ze toch echt niet naar buiten mocht. Ineens sloeg ze haar armpjes om mijn nek en huilde. Naar mijn gevoel meer van verdriet nu. Ik troostte haar en ze werd rustig. “Zullen we samen naar buiten gaan?”, zei ik zachtjes tegen haar in het Frans, en wees naar de deur. Ze knikte. En gingen we met zijn drieën de kamer uit.

Ze wees ons waar we heen moesten lopen – het huis in, de trap op, de trap weer af, de keuken door, de kamer door, het huis weer uit, de binnenplaats op en weer terug. Naar de kamer, op de eerste verdieping van het gastenverblijf wilde ze absoluut niet. Als we het hekje voor de trap naar de gaanderij maar aanwezen, schudde ze al heftig van nee. Zo liepen we een tijdlang, eerst zat Sherly bij mij op de arm, later bij Barbara. Uiteindelijk werden we moe van al dat sjouwen en we gingen zitten in de schommelstoelen in de hal van het huis. Zo hebben ze daar een tijd gezeten, zachtjes schommelend. Sherly lag stil tegen Barbara aan en staarde wat voor zich uit.

Het werd toch echt tijd dat Sherly een dutje ging doen, en wij moesten trouwens ook even slapen! Met hulp van een Nanny ging ze dan toch op haar bedje liggen, maar toen de Nanny weg wilde gaan begon ze weer te huilen. Ze wilde echter wel bij Barbara op het bed liggen. Ik ging op het mijne en zo waren we dan eindelijk rustig en stil met alleen ons drieën. Sherly lag vanaf Barbara’s bed naar mij te gluren. En als ik dan naar haar keek, keek zij snel weg. Even later kroop ze bij mij op het bed, en ging tegen mij aan liggen. Haar haar kriebelde in mijn gezicht. Na een poosje viel ze in slaap.

Rond half zes gingen we naar het hoofdgebouw, waar we aten. Het was heerlijk – en het was onze eerste maaltijd met Sherly. Het voelde meteen heel vertrouwd. Ze pikte de stukjes ui uit haar eten en gaf die aan mij. Die moest ik dan opeten. En als ik een stukje ui uit mijn eten haalde, en dat aan haar gaf, dan at zij dat op. Pas later kwamen we erachter, dat ze niet van ui houdt.

Na het eten hebben we nog een tijdje met zijn allen in de gemeenschappelijke ruimte van het gastenverblijf gezeten. De jongens speelden met de brandweerautootjes die ze gekregen hadden, met sirenes die ze natuurlijk steeds weer enthousiast lieten afgaan. Sherly speelde wat met kleurpotloodjes en een kleurboek. Buiten klonken wonderlijke geluiden van de tropenavond. Allerlei krekels, soms een vogel, en wat later ook onweer.

Om een uur of 8 moest Sherly slapen, vonden we. Ze ging zonder problemen naar bed. En omdat we zelf ook moe waren, gingen we ook maar meteen slapen. Ik gebruikte wel een handdoek op mijn kussen, omdat het kussen anders al snel erg zweterig aanvoelde. Zo lag ik dan in bed, in het donker te staren. Soms was er nog weerlicht buiten, ver weg. Verder alleen de krekels, en vanuit het hoofdgebouw klonk zacht het huilen van babies. Later in de nacht waren de krekels stil, maar begonnen er overal hanen te kraaien.

Dinsdag 3 juni 2008
Om een uur of 5 was het licht en ik besloot om op te staan. Er waren al wat mensen op. John scharrelde al wat rond met een kop koffie en een sigaretje en sommige Haitiaanse werksters waren al bezig. Ik schakelde een PC aan in de hal en probeerde mijn mail te bekijken via webmail. Er was niets bijzonders en ik wist zelf ook niet naar wie ik een mail wilde sturen en wat ik daar dan in zou moeten schrijven – of het zou het hele verhaal tot nu toe moeten zijn, want ik voelde mij boordevol indrukken. Om half 6 belde mijn broer Rein mij op, vanuit Kopenhagen! Hij was daar voor een congres en had even pauze. Bij hem was het half 1 ’s middags; hij had zich het tijdsverschil van 7 uur even niet gerealiseerd, maar geen nood, want ik was immers opgestaan en vond het heerlijk om even met hem te kunnen praten over alle belevenissen.

Om een uur of 7 wekte ik Barbara. Sherly was al wakker, min of meer. Barbara waste Scherly bij de wastafel, met koud water – er was een warme kraan, maar geen warm water. Het arme kind stond meteen te rillen. Toch begrepen we dat ze niet anders gewend waren.

Toen we allemaal aangekleed waren, liepen we naar het hoofdgebouw voor het ontbijt. Ons eerste ontbijt. Ik smeerde een boterham voor Sherly, met jam, en sneed die in kleine blokjes. Zelf nam ik ook een boterham met jam én een kop koffie natuurlijk. Er was ook cinnamon bread, wat érg lekker was.

Om een uur of 10 reden we naar de Amerikaanse ambassade in Pétionville, om een doorreisvisum voor de kinderen te halen. We hadden wat speeltjes voor Sherly meegenomen en wat boterhammen, want het kon wel eens lang gaan duren. Na een vrij uitgebreide veiligheidscontrole konden we het terrein op en het hoofdgebouw in. We namen plaats in een hal zoals er zovelen zijn op de wereld: een rij loketten en veel stoeltjes voor wachtenden. Op de achtergrond klonk vrijwel ononderbroken een vrouwelijke computerstem: c’est servi le numéro (drie getallen) en guichet (getal); c’est servi le numéro … de mensen wachtten gelaten.

Het heeft alles bij elkaar ruim twee uur geduurd, maar Sherly hield zich bijzonder goed! Ze bleef rustig bij Barbara of bij mij op schoot zitten, speelde wat met een ballonnetje of met haar kleurpotloden en leek heel tevreden.

Toen we weer naar buiten gingen, regende het een beetje. We moesten even wachten tot de auto’s er waren. De ambassade ligt aan een drukke weg. Soms kwamen er vrachtwagens voorbij met blauwhelmen, de geweren schietklaar. Dat zag er overdreven krijgshaftig uit, en ook een beetje bangig. Alsof ze vreesden ieder ogenblik in een hinderlaag terecht te kunnen komen. Misschien was dat ook wel zo, maar in het betrekkelijk welvarende Pétionville leek zoiets mij niet waarschijnlijk. Maar ja, wat weet ik?

Weer terug in GLA speelden we wat met de kinderen. Nu eens binnen in de gastenruimte, dan weer op het plaatsje. We vermaakten ons uitstekend.



En om een uur of half 7 gingen we eten.

Na het eten gingen we gauw slapen, om een uur of half 8. Ook nu weer gingen Barbara en ik vlak na Sherly naar bed. Krekels, het geluid van de ventilator aan het plafond, het gehuil van babies in het hoofdgebouw … soms praatte Sherly in haar slaap. En even later Barbara ook. Mijn twee dames …



Woensdag 4 juni 2008
Ook nu stond ik weer om een uur of 5 op, dronk een kopje koffie bij de PC, keek wat op het internet. Mail, maar weer niet weten wat te schrijven en naar wie, weersverwachting voor Nederland, nieuws uit Nederland. Allemaal totaal onbelangrijk, maar toch aardig om even te bekijken. Tegen zevenen maakte ik Barbara en Sherly wakker. Plassen, wassen, aankleden, een beetje spelen – het voelde allemaal al wat vertrouwder.





We ontbeten aan de grote tafel in het hoofdgebouw, en praatten met de Franse adoptieouders.

Er stond voor die dag niets op het programma, dus we brachten de hele dag door op het terrein van het tehuis. ’s Ochtends kregen we een rondleiding door het hoofdgebouw, langs de kamers waar de babies sliepen (en huilden). We zaten een tijd op het grote balkon op de tweede verdieping, waar de kinderen zich vermaakten met het vele speelgoed daar. Claude, Claudel en Sherly speelden vooral lange tijd met een plastic kar die vol water stond, waarin ze hun busjes met bellenblaas leegden en waaruit ze die daarna weer vulden. Daar kon je dus geen enkele bel meer mee blazen, maar dat mocht de pret niet drukken. Dat het begon te regenen was evenmin een probleem.









’s Middags speelden de kinderen op het binnenplaatsje. Ik had Sherly een nieuw busje bellenblaas gegeven, waar ze erg blij mee was. Maar dat hield ze scheef waardoor het leeg liep. Ze wilde een nieuwe hebben, maar dat leek mij niet zo’n goed idee. Die dingen waren immers eigenlijk bedoeld voor de kinderen in het Toddler House. Dus ik weigerde Sherly een nieuwe te geven. Dat was dan meteen onze eerste huiselijke ruzie. Ze huilde en wilde een tijdje niets van me weten. Ik negeerde dat, maar bleef wel bij haar in de buurt. Als ik naar haar keek, keek zij nadrukkelijk de andere kant op en keerde mij de rug toe. Maar na een minuut of 10 was ze het allemaal weer vergeten. Later die dag pakte ik haar een snoepje af wat ze gekregen had van een van de Franse adoptieouders. Ik vond het niet een kindersnoepje: het was echt zo’n klein, glad en hard ding, enkel gemaakt om je in te verslikken. Opnieuw was Sherly erg kwaad en wilde niets van me weten. En opnieuw trok ze vrij snel weer bij.

Ook deze dag lagen we weer vroeg in bed.

Donderdag 5 juni
En ook deze morgen stond ik weer vroeg op, ergens tussen kwart over vijf en half zes. Het begin van een heel bijzondere dag, wist ik: vandaag zouden we naar het Toddler House gaan, waar Sherly gewoond had. En waar alle andere kinderen van haar en van Claude en Claudel afscheid zouden nemen. Om een uur of 10 reden we ernaar toe, na een klein kwartiertje waren we er al. Het was allemaal nog wat soberder dan in het hoofdgebouw. Twee huizen op een ommuurd terrein, met een rechthoekige speelplaats, zo groot als die van een gemiddelde Nederlandse school. Binnen een eenvoudig eetzaaltje, met tafeltjes en houten banken zonder leuning. En verder slaapzalen met stapelbedden. Op iedere kamer sliepen 12 tot 14 kinderen. Er was een huis met slaapzalen voor de jongens en één voor de meisjes. Sherly leidde ons rond en toonde ons de kamer waar zij altijd geslapen had, en haar bed, in de hoek, bij het raam. Ze had een bovenbed. Allemaal heel simpel en sober, maar schoon en goed. En iedere kamer had een balkon met een hoge ballustrade, waar de kinderen veilig konden spelen en waar wasgoed te drogen hing.



Sherly had het goed naar de zin in het Toddler House en zocht ook al snel haar favoriete verzorgster op, een jonge Haitiaanse vrouw, met mooie, fijne gelaatstrekken – ze zou zo haar moeder kunnen zijn. Sherly kroop bij haar op schoot en zo zaten ze een hele tijd bij elkaar. Ze vond het goed dat ik foto’s maakte van hen twee.



De kinderen werden bij elkaar geroepen, er werden blikken trommels rondgedeeld, en de ouderen begonnen de maat te klappen. En toen begonnen ze te zingen. Liedjes in het Frans of Kréyol, waar ik flarden van kon verstaan: “Dit is de dag die de eeuwige heeft gemaakt”, “Hallelujah”, “Ik zie de zon schijnen”. En toen een afscheidslied: “Tot ziens Sherly, bid voor ons”. Sherly en ik zaten samen op de grond te luisteren. Sherly klapte niet mee en zong niet mee, maar luisterde stil, net als ik. Ik had een brok in mijn keel, en nóg een toen ik zag dat Sherly’s verzorgster niet meer meezong, en haar hand voor de ogen hield; en dat ook de verzorgster naast haar droevig keek.



Ik liep met Sherly naar de verzorgster toe om ze te bedanken. Ze nam Sherly nog eens bij zich op schoot en zo zaten ze daar samen nog een tijd. Sherly keek rustig wat rond, de vrouw had tranen in haar ogen. Ik heb een tijdlang op mijn hurken bij hen twee gezeten, zwijgend, en Barbara stond achter mij. Daarna namen wij Sherly weer in onze armen, drukten de vrouw de hand en dankten haar voor alles wat ze voor Sherly gedaan had. Ze glimlachte even. En toen gingen we.

We hoorden later van Molly dat Sherly bijzonder geliefd was in het tehuis. “Eigenlijk hoor je geen voorkeuren te hebben”, zei ze, “maar soms heb je iets speciaals met een kind. En Sherly steekt boven de andere kinderen uit”.

Molly reed ons naar een missiepost in Pétionville, waar een souvenirwinkeltje was en een klein snackbarretje met een overdekt terras. Daar aten we een broodje en in het winkeltje kochten we van alles, om toch iets Haïtiaans mee te nemen. Daarna liepen we een stukje over de straat, langs de vele marktstalletjes die allemaal beeldjes, schilderwerkjes, trommeltjes en wat niet al verkochten. De verkopers dromden om ons heen en riepen om het hardst dat we toch vooral bij hun stalletje moesten komen kijken – en even later riepen ze verontwaardigd dat we toch hadden beloofd bij hen te komen kijken. Waarop ik dan weer resoluut riep dat ik niets maar dan ook niets beloofd had. Maar ik heb wel alle dollars uitgegeven die ik in mijn portemonnaie had.

Boordevol indrukken en beelden kwamen we die middag terug in het hoofdgebouw. We pakten onze koffers in, regelden de betaling en na het eten gingen we verder met koffers pakken.

Om een uur of half 8 lagen we op bed. Buiten viel een tropische bui met onweer, bijna een uur lang regende het zwaar. Daarna trok het weg, en hoorden we weer alleen de krekels.

Vrijdag 6 juni 2008
Vroeg opstaan, koffie drinken, de boterhammen opeten die we voor de lunch van gisteren hadden gemaakt, maar niet hadden opgegeten – het was mij allemaal heel vertrouwd geworden in GLA.

En het was de dag van ons vertrek. Een reis van 23 uur, waar ik een beetje tegenop zag. Voor het eerst echt alleen met Sherly en dan meteen drie vliegtuigen en twee keer overstappen. Hoe zou Sherly zich houden?

Na een hartelijk afscheid vertrokken we om een uur of 10, met twee auto’s. Barbara, Sherly en ik zaten bij Molly in de auto. De rit naar de luchthaven was opnieuw fascinerend, maar tegelijk ook al wat gewoner. De brokkelige, kleurrijke huizen, de taptaps, het chaotische verkeer, de kuilen en gaten in de weg, de blauwhelmen die rondreden op vrachtwagens, de menigten op de trottoirs – het was nog steeds nadrukkelijk anders, maar ook bekend.

Toen we bij de luchthaven waren, draaide Molly zich om, aarzelde heel even en zei toen dat ze zo blij was om te zien dat wij echt van Sherly hielden. Ze zag ook wel mensen die een kind adopteerden enkel en alleen omdat ze vonden dat ze iets goeds moesten doen, zei ze, maar wij hielden echt van Sherly, en daar was ze erg gelukkig om. Ik was erg ontroerd hierover en het gaf mij opnieuw het gevoel dat Sherly een bijzonder kind is. Dat gevoel wordt steeds sterker, trouwens, maar ik ben nadrukkelijk niet objectief.

Na een kort, warm afscheid doken wij de drukte in van de luchthaven van Port au Prince. Een man die ons hielp met de koffers maakte mij duidelijk dat we alles aan hem konden overlaten. “I am the boss”, riep hij resoluut, maar met een twinkeling in het oog. En samen met zijn maatjes bracht hij onze koffers linea recta naar de verkeerde balie. Toen ik hem duidelijk maakte dat we niet met Air France vlogen, maar met American Airlines, raceten ze onze koffers net zo efficiënt daar naartoe. We betaalden hen genereus en kregen daarvoor van allen een handdruk en goede wensen voor de reis.

De reis was vermoeiend. Bijzonder ergerlijk was het gedoe in Miami. Weer die stomme immigratieformulieren, al die detectiepoortjes waar je als vee doorheen gejaagd wordt, schoenen uit, schoenen aan, move on move on, you’re holding up the line, domme vragen beantwoorden – een van de beambten stelde zelfs vragen aan Sherly, in het Kréyol, hoe oud ze was, en waar ze naartoe ging. En dat alleen maar om over te stappen van het ene vliegtuig in het andere. Het was dan ook heerlijk om het grote British Airways vliegtuig in te stappen en verlost te zijn van die hijgerige Amerikanen.

Dan de lange vlucht naar Londen, tegen de zon in, met een nacht die kunstmatig wat wordt gerekt door de blinden voor de ramen neer te houden en de lichten uit te doen. Sherly sliep op de stoel naast me, met haar hoofd op mijn been. Ik dommelde wat met mijn hoofd tegen het oortje van de leuning, en mijn arm over de leuning van Sherly’s stoel.

Zaterdag 7 juni 2008
We landden om een uur of 10 op London Heathrow. Ook hier weer security checks bij de overstap, maar allemaal veel kalmer en vriendelijker. Een van de beambten, een vrouw met hoofddoek, was helemaal verrukt van Sherly en wenste ons veel geluk.

Het vliegtuig naar Amsterdam vertrok pas om kwart over één, dus we hadden alle tijd om een poosje helemaal niets te doen op comfortabele stoeltjes in Terminal 5.



De korte vlucht naar Amsterdam was als een busrit, ook al omdat het vliegtuig er van binnen uitzag als een goedkope touringcar.

We landden om half vier in Amsterdam. In de bagagehal kreeg ik meteen al een SMS-je van Fieke: “Geland!”. En we konden ze zien staan achter het raam, een hele menigte stond ons op te wachten! We verzamelden onze bagage en liepen de aankomsthal in, een warm bad van enthousiasme, knuffels en balonnen!















Rein bracht ons naar huis. Een kort en comfortabel ritje over de keurige, strakke wegen van dit aangeharkte land. Thuisgekomen wachtte ons nog een verrassing: Hanneke had, met steun van andere buren, de huiskamer versierd met slingers en balonnen, op de stoep stond in kleurige letters “Welcome home Sherly!” en op tafel stond een heerlijke taart. We waren eindelijk thuis.